De tongriem is een smalle weefselplooi tussen de mondbodem en tong. Aan de buitenkant zit mucosa (slijmvlies) met daaronder bindweefsel.
Een te korte of te strakke tongriem komt bij ongeveer 10% van de pasgeboren baby’s voor.
Het komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes, in de verhouding 2:1. Het is bizar hoelang de lijst van klachten is die zo’n riempje onder de tong kan veroorzaken.
Klachten bij een te korte of te strakke tongriem bij baby’s
Klachten bij het voeden
Door een te strakke of te korte tongriem kan de tongmotoriek beperkt worden. Het is dan lastig voor een baby om het vacuüm te houden aan de borst of fles.
Hierdoor kan een baby tijdens het drinken gaan klakken, vaak loslaten, verslikken en slordig drinken. Het gevolg hiervan is dat er veel lucht mee naar binnen gezogen wordt. Wat boeren, hikken, krampen en refluxklachten (spugen) kan veroorzaken.
De beperkte tong zorgt ervoor dat het drinken een baby veel energie kost. Ze krijgen te weinig voeding binnen, zodat een baby onrustig wordt en verminderde groei en de groeicurve kan gaan afbuigen.
Spanning
Doordat de tong niet goed kan bewegen zien we vaak dat baby’s gaan compenseren met andere spieren. Alsof ze aan een rietje zuigen.
Door verkeerde spieren te veel te gaan gebruiken kunnen deze overbelast worden en dat kan voor spanning zorgen in deze spieren.
Spanning bij een baby kan ook komen door de bevalling. De spierspanning is iets wat we als team ook beoordelen. En indien nodig kan een osteopaat geadviseerd worden.
Klachten bij de moeder
Ook moeders kunnen klachten ervaren doordat hun baby een beperkende tongriem heeft. Het eerder genoemde ‘rietje zuigen’ zorgt voor een ondiepe aanhap, wat pijn kan geven.
Maar ook tepelkloven, afgevlakte tepels na het voeden, stuwingen en lange voedingen zijn vaak gehoorde klachten. Uiteindelijk kunnen ook mastitis en over- of onderproductie ontstaan.
Kenmerken van een te korte of te strakke tongriem
Wanneer een tongriem te kort of te strak is, kan de tong geen goede golfbeweging maken om effectief te kunnen drinken. De tong komt dan niet mooi naar voren over de kaakwal heen en de achterkant van de tong komt niet goed naar boven.
Omdat er dan veel voorin de mond gebeurt, zien we vaak blaren op de lip.
Doordat de achterkant van de tong zich niet goed kan schoonschuren tegen het gehemelte zien we vaak voedingsresten achter op de tong zitten. Soms wordt dit verward met spruw.
Baby’s die een tepel of speen alleen voor in de mond hebben, zijn niet gewend als er iets verder achterin de mond komt. Deze baby’s hebben vaak last van een hoge kokhalsreflex.
Doordat een strakke tongriem de tong in het midden omlaag trekt gaan de randen van de tong omhoog (cuppen). De randen van de tong drukken tegen de buitenkant van de bovenkaak. Deze wordt smaller, er ontstaat een hoog gehemelte en een kleinere neusbijholte.
Open mondgedrag, vergrote kans op een beugel, snurken en verminderde kwaliteit van slapen kunnen hiervan de gevolgen zijn.
De toekomst van een onbehandelde verkorte tongriem
Een beperkte tongriem geeft een vergrote kans op spraakproblemen. Klanken die je maakt met je tongpunt naar het gehemelte (bijvoorbeeld: d, t, l, n) zijn lastiger, maar ook de klanken waarbij de achterkant van de tong naar het gehemelte moet gaan (bijvoorbeeld: g, j, k, ng).
De mondmotoriek in het algemeen wordt beperkt door een strakke of korte tongriem. Het kan lastig zijn om aan een ijsje te likken, maar denk ook maar eens aan de plakkerige peperkoek die je aan de buitenkant van je kiezen weghaalt. De tong draagt bij aan het reinigen van de mond. Als dit beperkt wordt, is de kans op gaatjes groter.